Architectuur kom je soms op vreemde plaatsen tegen. Ik schreef al eens over een bijzonder toilet, over een Romeinse waterleiding of de moderne tankstations in België.
Van die laatste categorie wil ik dit keer een van de bijzonderste creaties belichten, het station dat ik in de loop der jaren ben gaan aanduiden als de Vliegende Schotel. Gelegen aan de snelweg van Brussel naar Luxemburg kom je vrijwel in het midden tussen deze beide hoofdsteden een station tegen met een moeilijke maar uitstekend uitgevoerde constructiewijze, namelijk een tentdak.
Als bestaansvorm is de tent een van de oudste vormen, vele oervolken leefden erin. In de architectuur is het echter pas een halve eeuw in zwang, en dan nog eerder zeldzaam, dan veel voorkomend.
In de architectuurgeschiedenis is het gebruikelijk geweest in de afgelopen 2000 jaar om met vaste niet-flexibele materialen te werken, om aldus stabiele gebouwen te ontwerpen. Een gebouw met een doek als dak is daarentegen per definitie dynamisch van structuur. Een doek kan klapperen… Die beweging dient te worden geneutraliseerd, wat een ingewikkelde opgave is, die enkel met een intelligent systeem van spankabels en spanning op het doek zelf gerealiseerd kan worden. Dat is bij deze constructie op uitstekende wijze opgelost, door architect Samyn en partners uit Brussel.
Het dak rust in principe op 6 pijlers, die naar boven toe taps toelopen en zo een eigen luchtigheid krijgen. In de dwarsrichting zijn tussen de pijlers samengestelde stalen spanten geplaatst, die de pijlers met elkaar stabiliteit verlenen. Deze spanten hebben buiten de pijlers nog een forse uitkraging gekregen, waarmee het dak flink breder wordt, dan de wat beperkte tussenruimte tussen de kolommen.
In de langsrichting zijn op deze pijlers horizontaal stalen vakwerkliggers geplaatst, die bij de oplegging dunner zijn, dan in het midden. Curieus genoeg zijn ook aan de voor- en achterzijde van het station dergelijke liggers geplaatst, die dus maar 1 steunpunt hebben. Op deze manier is ook aan de voor- en achterzijde extra ruimte gecreëerd voor een overstek van het dak en dus grotere oppervlakte van het station. De totaaloverspanning is dus aanzienlijk groter dan de ruimte tussen de kolommen.
Deze uitkragende liggers, op maar 1 punt opgelegd, zouden direct naar beneden vallen als deze niet op hoogte gehouden worden door de spanning in het tentdoek zelf. Een gewaagde, maar zeer geslaagde oplossing! Om de liggers toch te fixeren, zijn naar de grond toe staven aangebracht, die op spanning gezet zijn met een in een rioolbuis gegoten blok beton. Immers, bij een forse windvlaag, of zware regen- of sneeuwbelasting zou het doek door gaan buigen en de ligger als het ware omhoog hijsen.
Om het doek strak te houden zijn kabels gespannen vanaf de hoge spanten in dwarse richting, naar de liggers in langsrichting. Hierdoor ontstaat een helling in het dak, nodig om neerslag af te voeren. De kabels zijn ook onderling met tussenkabels vastgezet, om henzelf ook weer tegen klapperen te beschermen. Op die manier is een strak net gecreëerd dat als stabiele ondergrond voor het tentdoek fungeert.
In totaal is het dak opgebouwd uit 4 doeken, die in dwarse richting over het station heen spannen. Bij de hoge dwarsspanten zijn de doeken met een grote reeks wartels aan de spanten bevestigd, ongeveer elke 50 cm een wartel. Aan alle randen is in het doek een eigen kabel ingenaaid, die van wartel naar wartel, van spant naar spant, of van spant naar ligger verloopt. Ook deze kabels worden met wartels op spanning gehouden, waardoor ingewikkelde knooppunten van bij elkaar komende kabels zijn ontstaan.
De kier die tussen die 4 doeken ontstaat, is overbrugd met een klein dakje. Op de dwarse spanten zijn pootjes gelast, waarop elkaar overlappende glazen kapjes, in dit geval (helaas) van plexiglazen plaatjes zijn gemonteerd. Dat is dan ook wel het enige dat ik op deze constructie heb aan te merken: jammer dat dit plexiglas niet meer transparant is, maar in de tussentijd lelijk geel is verkleurd. Op die manier zijn deze kleine maar efficiënte lichtstraatjes in het dak in de loop der jaren verduisterd. Het zou aanbeveling verdienen om die plexiglazen plaatjes te vervangen door hardglas, waardoor die onverwachte transparantie terug gebracht wordt. Maar dit is slechts een klein onderhoudsvlekje, op een verder wat mij betreft vlekkeloos geslaagd gebouw!
Er is een enorm gecompliceerd geheel van spankabels, trek- en drukbalken ontstaan, waarin toch opvallend veel helderheid is gebleven.
Het is een (letterlijk) spannende klus om het te doorgronden. En het belangrijkste: de opzet is geslaagd: het doek is strak tussen alle onderdelen gespannen. En ook aan de allerhoogste eis is voldaan: geen plooien in het doek, nergens. Als er iets mis gaat met een tentdak, dan is het vrijwel altijd dat er plooien ontstaan (zie bijvoorbeeld mijn eerdere blog: een nieuw centre.) En in alle jaren dat ik dit station al passeer en er regelmatig stop, heb ik nog niet 1 plooi kunnen ontdekken.
Het is zonder meer architectuur op een vreemde plaats op een onverwachte plaats, maar architectuur is het. En wat mij betreft zelfs zeer hoogstaand. Waarlijk een plek die het verdient om eens bij te stoppen op een rit richting het zuiden! Laat je eens verrassen door deze onverwachte bouwkunst! Onverwacht complex, onverwacht geplaatst, hopelijk bij je volgende reis niet onopgemerkt gepasseerd!
Dit fraaie stuk architectuur is in de laatste lezing uit mijn cyclus besproken en verder uitgelegd.