Maar dan (vrijwel) letterlijk?
Het wordt soms voor reusachtige constructies wel eens als eufemisme gebruikt: wat een betonnen kathedraal, maar een echte kathedraal, volledig opgetrokken uit beton, en dan ook nog eens deel uitmakend van een ensemble dat op de werelderfgoedlijst van de Unesco staat? Dat moet iets bijzonders zijn.
En dat is het ook, in Le Havre, aan de monding van de Seine in Frankrijk. Le Havre, een strategische havenstad werd in de 2e Wereldoorlog door de Geallieerden intensief gebombardeerd, om de Kriegsmarine het gebruik ervan te bemoeilijken.
De gebombardeerde stad werd na de oorlog opgebouwd volgens een masterplan van Auguste Perret. Hij was een groot liefhebber, voorstander, promotor en dus gebruiker van beton, heeft hele belangrijke stappen gezet naar het grootschalige gebruik ervan door te experimenteren met aanbrengen van stalen staven erin: de uitvinding van het gewapende beton. Tevens heeft hij bijgedragen aan nieuwe verschijningsvormen ervan. Niet alleen kaal en brut beton, maar ook bijvoorbeeld gewassen beton, waar de grindsteentjes aan het oppervlak zijn schoon gewassen en daarmee direct zichtbaar, of behakt en geschuurd. “Mijn beton is mooier dan natuursteen” zo heeft hij eens verklaard.
In het masterplan had hij ruimte gereserveerd voor een grote nieuwe kerk, waarvoor hij zelf de opdracht wist te bemachtigen. Deze nieuwe kerk zou uiteraard in “zijn” beton gerealiseerd worden….
In 1951 werd de eerste steen gelegd en startte de bouw, met het optrekken van een enorm betonnen skelet. De plattegrond van de kerk vormt een Grieks kruis, een kruis waarvan alle armen even lang zijn. Boven het midden van dit kruis werd een enorme toren opgetrokken, van uiteindelijk 107 m hoogte. Interessant is om te zien hoe deze toren niet alleen de uitstraling van een kerktoren heeft, maar ook van een vuurtoren, waarmee Perret een verwijzing naar het maritieme karakter als zeehaven van de stad maakt. De toren is letterlijk een baken in de stad geworden.
Elke hoek van deze toren wordt gevormd door 4 forse betonnen kolommen, 16 dus in totaal voor de gehele toren. Voor de gewenste stabiliteit zijn er op verschillende niveaus tussen deze kolommen dwarsverbanden aangebracht, waardoor elke 4 kolommen in feite als een enkele grote dragende kolom gaan fungeren. Hoewel de kolommen per stuk behoorlijk dik zijn, ik heb ze niet nagemeten maar ik schat deze toch minstens op 1 x 1 meter, ontstaat er door hoogte en groepering ervan een aangename luchtigheid en rankheid in het interieur.
Duizelingwekkend wordt het wanneer je staand in het midden van de kerk in de toren omhoog tuurt. Ontspruitend aan elke groep van 4 kolommen gaan 2 betonbalken de lucht in, om een perfecte achthoek te vormen die tot bijna de volledige hoogte van de toren omhoog klimt.
Ronduit spectaculair en een prachtig sculpturaal element in deze toren vormt de wenteltrap. Deze is volledig samengesteld uit geprefabriceerde elementen, die in het werk aan elkaar zijn verbonden, tot deze trap. Tot mijn grote spijt was er geen mogelijkheid om de toren ook op deze manier te bezoeken, ik had er veel voor over gehad om die trap te kunnen betreden.
Opvallend is dat Perret in het gehele interieur het beton volledig onbehandeld heeft gelaten. Overal zie je nog de naden van de afzonderlijke planken van de bekistingen terug. Het gehele skelet is nog in het werk gestort! Je zou denken dat dit kale harde materiaal een negatief effect heeft op de beleving van het gebouw, maar het tegenovergestelde is het geval. Het geeft het gebouw juist een soort rust. De vergelijking met de gebouwen van de Cisterciënzerorde uit de 12e en 13e eeuw drong zich aan mij op. Ook deze orde maakte gebruik van kale onbehandelde muurvlakken. Weliswaar in natuursteen, maar als we uitgaan van Perret’s geloofsbrief omtrent het beton, is het 20e eeuwse effect hetzelfde.
De enige beschilderingen die er zijn, zijn piepkleine wijdingskruizen op de kolommen, die nog eerder doen denken aan niet-verwijderde aanwijzingen voor de bouw dan aan religieuze uitingen. Waar echter wel zeer uitbundig mee wordt geschilderd is met het licht, en dan vooral via de gekleurde ruiten, die door heel het gebouw zijn aangebracht. Per arm van het Griekse kruis zijn deze van een eigen identiteit voorzien, een beetje conform de windstreken, maar veel meer vanuit spirituele gedachte. In het oosten bijvoorbeeld met zachte lilatinten, met wat gouden en groene tinten die de opkomst van de zon, en in spiritueel opzicht de geboorte weergeven. In het zuiden daarentegen veel krachtiger kleuren, als de zon op de hoogste stand staat, waarmee spiritueel de kracht van het geloof en de Heilige Geest wordt gesymboliseerd.
Tja, en dan de vraag, is het een mooi gebouw? Dat vind ik een lastig te beantwoorden vraag, ondanks dat het gebouw niet alleen een van de jongste Franse monumenten is, maar ook een van de jongste inschrijvingen op de UNESCO werelderfgoedlijst. Eerlijk gezegd, denk ik dat wij nog niet helemaal klaar zijn om dit gebouw daadwerkelijk als fraai te zien. De architectuur is nog te jong. Zonder meer wordt er fraai met lijnen, vlakken en kleuren gespeeld, maar het kale beton maakt dat het gebouw toch nog wat onwennig aanvoelt. Desondanks was ik ervan onder de indruk, en ben zeker van plan om het nog eens vaker te bezoeken, en beter op me te laten inwerken.
Wil je dat ook meemaken? En zien hoe de na-oorlogse wederopbouw zeker ook de nodige kwaliteit heeft opgeleverd? Ik neem je graag mee!