Art Nouveau, un joyau
Een juweel van Art nouveau.
Dat heb ik onlangs ontdekt in een klein Vlaams dorp, iets ten Noordoosten van Mechelen: Onze-Lieve-Vrouw-Waver. Een piepklein dorp, maar met een groots erfgoed!
Midden in het dorp staat de school van de Ursulinen, van oudsher een meisjesinternaat, waar vanaf 1841 meisjes uit gegoede kringen werden opgeleid. Het complex is vanaf 1840 langzaam gegroeid, tot het aan het begin van de twintigste eeuw de huidige gigantische omvang had bereikt. Een van de laatste bouwdelen die rond 1900 aan het gebouw werd toegevoegd, was de wintertuin, een grote serre-achtige ruimte. Deze is volledig in de destijds modernste materialen en vormgeving opgetrokken, en vormt een spectaculair voorbeeld van de Belgische Art Nouveau. En daarmee een van de fraaiste onderdelen van het complex.
Dienend als spreekruimte (“parloir”) voor de meisjes met hun veelal hooggeplaatste ouders, is deze ruimte hoofdzakelijk uit gietijzer, staal en glas opgetrokken, met toevoeging van hout ten behoeve van raam- en deurkozijnen. Maar deze materialen werden niet zomaar toegepast. Het geheel werd in een zorgvuldig architectonisch concept vormgegeven. Het spectaculaire hoogtepunt van het geheel vormt de glaskoepel. Grote glas-in-loodpanelen, samengesteld uit vele gekleurde glasplaatjes, speciaal op maat gesneden, vormen aaneengeschakeld een prachtig glazen koepelplafond, met een weergave van vegetatie, Oostindische kers, die in ranken langs de spanten van de koepel in wingerds omhoog lijkt te werken.
Als wingerd
De wingerds worden versterkt en krijgen een extra dimensie doordat de dragende gietijzeren en stalen spanten voorzien zijn van sierelementen, die aan de feitelijke dragende constructie lijken te hangen. Elk afzonderlijk element is gekleurd om aan te sluiten bij de kleurstelling van het glas-in-lood. Beide materialen gaan een fantastische symbiose aan, ze smelten als het ware ineen tot 1 geheel. Hetzelfde geldt voor de gietijzeren kolommen die de koepel dragen: deze zijn in een subtiel groen gemêleerd kleurenpalet beschilderd, alsof het de stammen zijn die de omhoog krullende takken van de koepel dragen. Wat uiteraard in strikt bouwkundige zin ook het geval is. Het geheel wekt de indruk niet een doelbewust ontworpen menselijke constructie te zijn, maar veeleer een natuurlijke omgeving, als een uit z’n krachten gegroeid rosarium, buiten in een park gelegen.
De beide kopse kanten van het koepelgewelf zijn eveneens in glas-in-lood gevat, en voorzien van symbolische afbeeldingen van de avond en de ochtend. Het ochtendtafereel toont bloemen die ontluiken in frisse kleuren in de met vele stralen omgeven opkomende zon. Tussen de bloemen staat aan de waterkant een blauwe reiger, een ochtendvogel, die zojuist zijn ontbijt heeft verschalkt: een vette paling. Het avondtafereel, weergegeven in warmere avondtinten, toont een heuvelachtige kustlijn, badend in het warme avondlicht, waarover een uil als avond- c.q. nachtvogel is uitgevlogen op zoek naar zijn maaltijd.
Niet alleen de koepel in staal en glas, maar ook alle overige elementen van de wintertuin zijn dusdanig vormgegeven dat deze aansluiten bij het beeld van een door vegetatie overgroeid geheel. De vloer is belegd met een typische begin 20e-eeuwse tegelvloer, die de indruk wekt alsof je over een bed van bloembladeren loopt. De deuren en ramen zijn voorzien van geëtst glas, waarin opnieuw bloemmotieven terug komen als in de glazen koepel. Die bloemmotieven zijn deels dan weer omgeven door de zweepslaglijnen, als typisch Art-Nouveau element.
Zelfs de lampen zijn zo ontworpen dat deze perfect aansluiten bij de beleving van de ruimte, als schijnbaar willekeurig bij elkaar gebonden rozentakken, waarvan de bloemen de werkelijke lichtpunten vormen.
Tenslotte is ook het meubilair volledig op de ruimte zelf afgestemd. De tafels en stoelen, alle nog authentiek, zijn zwierig vormgegeven, met op de zittingen van de stoel een ingeperst bloemmotief. De tafels hebben een bijzondere bijkomende functie gekregen, met het van donker glas opgelegde blad: Uiteraard was het onderwijs een serieuze aangelegenheid, en was het ongewenst dat de meisjes in het gesprek met hun ouders af werden geleid door de fantastische koepel. Door dit spiegelend blad hadden zij echter toch de gelegenheid om van het fraais te kunnen genieten, zonder zich ongegeneerd omhoog te moeten richten. Een grappig staaltje toegepaste vormgeving.
Dit alles maakt van deze ruimte een parel van de Art Nouveau in België, ja zelfs Europa. Dit is een kunststuk, een erfgoed, dat zonder meer naast de werken van de beroemde Belgische Art-Nouveau architect Victor Horta geplaatst mag worden, dat zich probleemloos kan meten met de Parijse metro-overkappingen van Hector Guimard, of zelfs door Gaudí zelve bewonderd zou zijn geworden.
Ik sluit mij dan ook graag aan bij de reden, waarom in het glazen koepeldak de 2 zwaluwen zijn weergegeven: Het devies aan de meisjes was (uiteraard destijds nog in het Frans): “on y revient toujours”. Jullie zullen altijd terugkeren. De zwaluw als vogel die altijd terugkeert naar zijn oude nest. Ik zal mij graag gedragen als de spreekwoordelijke zwaluw om dit fabelachtig fraaie nest opnieuw te komen bewonderen.
Wie vergezelt mij?