Inmiddels zijn we ruim een jaar verder na de brand van de Notre Dame. Je zou denken dat er nu toch al wel het een en ander gedaan is. Natuurlijk is dat ook zo, maar het werk is nog steeds sterk aan die brand gerelateerd.
Al eerder vertelde ik dat het grote gevaar van de brand het instortingsgevaar van de kathedraal was. Storten gewelven in, dan kan het gebouw zomaar voor je ogen verkruimelen. Die angst heeft er in het bouwteam enorm in gezeten.
Die gewelven zijn niet meer dan dunne schollen die op ca 38 m boven de kerkvloer zweven. Door de constructiewijze blijven deze bijna miraculeus overeind. Je zou het kunnen vergelijken met de schaal van een kippe-ei: over een breedte van 12-15 m overspant een dun schaaltje van ± 20 cm kalksteen de gehele ruimte.
Als daar een brand overheen gaat, met een energie die nauwelijks voorstelbaar is, dan kun je er niet zomaar vanuit gaan dat de stabiliteit gegarandeerd is, ondanks dat de schil zelf nog intact is.
Na de brand lag hier een berg puin bovenop, hele en half-verbrande kapspanten, allerlei ornamenten en de loden dakbedekking. Dat lood is bovendien gesmolten in allerlei hoeken en gaten gelopen, en daarin gestold. De gewelven zijn dus per definitie niet meer beloopbaar, maar het puin moet geruimd worden voordat je de werkelijke staat kunt bepalen en kunt vaststellen of het nog voldoende stabiel is. Dit lijkt een kip en het ei discussie.
Die discussie is doorbroken door kolossale balken naar boven te brengen, waaraan een team van alpinisten aan kabels en koorden gehangen in de gewelven kon afdalen en beetje bij beetje het puin op kon ruimen, en het lood uit het gewelf kon peuteren. Je kunt je voorstellen hoe tijdrovend dat is.
Alleen al om jezelf gezekerd te krijgen aan de constructie vraagt tijd, om balken veilig opgehesen te krijgen niet minder en dan had men ook nog eens de beperking van een met lood besmette bouwplaats, waardoor iedereen met een volgelaatsmasker met zuurstofvoorraad moest werken. Dat zijn geen arbeidsomstandigheden die tot snel en efficiënt werken leiden.
Een ander probleem was de steiger, die de brand heeft “weerstaan”. Gelukkig is die niet verbonden geweest aan de vieringtoren, dat doet men doorgaans nooit trouwens. Als dat wel het geval was geweest, was deze waarschijnlijk meegesleurd in de val, was de schade groter geweest, meer gesneuvelde gewelven, en wellicht zelfs de ondergang van de kathedraal. Die steiger kon niet zomaar gedemonteerd worden. Men wist ook hiervan niet hoe stevig die nog was. Kijk alleen maar eens naar de vervorming doordat de val van de spits erdoor gebroken werd.
Men heeft simpelweg de steiger niet af durven breken, uit angst voor instorting. In plaats daarvan is deze volgehangen met sensoren, ook door het alpinisten team, om elke beweging permanent te meten. Teveel beweging: grootschalig alarm, en iedereen onmiddellijk van de bouwplaats af, waar je je ook bevindt. Immers: teveel beweging, betekent instortingsgevaar, instortingsgevaar van de steiger betekent instortingsgevaar van de kerk. Alles, maar dan ook alles hangt letterlijk met elkaar samen.
Desalniettemin, de steiger moet weg. Maar hoe? Uiteindelijk is er voor gekozen om een steiger om de steiger heen te bouwen, met alle omzichtigheid die daarbij noodzakelijk is. In die nieuwe steiger zijn stabilisatiebalken opgenomen voor de oude steiger, en zo kan men langzaam op het punt komen, dat onderdeel na onderdeel van de oude steiger gesloopt kan worden.
Tijdens het plaatsen van een van die balken een windvlaagje? De balk krijgt een ongeplande zwiep, klapt tegen de oude steiger, alle sensoren slaan op tilt, en iedereen vlucht de steiger af en het gebouw uit. Dit is gebeurd. Pas 2 uur later komt het sein veilig. De voltallige bouwploeg heeft op de grond staan wachten. Reken maar even uit wat simpelweg de vertraging en kosten aan manuren zijn. Volkomen terecht natuurlijk, veiligheid voor alles, voor de mensen én voor het gebouw.
En dan de gewelven zelf, met name die waar gaten in zijn gevallen. Aan de randen bungelen steenbrokken, die nog net de kracht van de val van de vieringtoren konden weerstaan. Die stenen moeten ook verwijderd worden, en jawel daar mogen de alpinisten weer voor opdraven… Met 4 man sterk, hangend in de touwen, 40 m boven de vloer, met uiterste voorzichtigheid een brok steen los wrikken uit het gewelf. Dat brok steen heeft ook nog eens een dergelijk gewicht dat je dat zelf nauwelijks kunt tillen, zeker niet in zo’n onmogelijke positie. En dan moet je ook nog voorkomen dat naast gelegen of gehangen blokken niet ook instabiel worden en met het ene brok los komen. Kortom, een soort mikado puzzel op grote hoogte in onmogelijke positie met onmogelijke grote brokken. Wat een opgave!
Dit zijn zomaar een paar gegevens, waardoor er een vol jaar na de brand feitelijk nog steeds niets anders is gedaan, dan behouden wat behouden kon worden, consolideren wat geconsolideerd moet worden. Oftewel, redden wat er gered kan worden.
Maar dat is wel een van de beroemdste kathedralen ter wereld, een iconisch gebouw, de Notre Dame van Parijs.
Dankzij deze uiterst trage, maar o zo behoedzame en zorgvuldige aanpak wordt het behoud van wat niet direct door de brand is verwoest steeds waarschijnlijker. Waar de Parijse brandweer de kathedraal door intelligent ingrijpen door de brand heen heeft geholpen, hebben alle andere specialisten, van steigerbouwer tot architect het gebouw intussen behoed voor verder verval.
Ik denk dat we het gebouw niet gaan verliezen, het blijft bestaan. Nu ben ik nog steeds benieuwd naar de nieuwbouwplannen voor het dak….